In Nederland mogen motorrijders tussen de file doorrijden. Wel bestaat er een gedragscode, met tips voor motorrijders en automobilisten.
File gedragsregels
- Gepaste snelheid
Rijd rustig tussen de file door. Het snelheidsverschil tussen motor en auto mag maximaal 10 km/u bedragen. - Wees alert op onvoorzichtig gedrag
Automobilisten kunnen bij gaten in de file plotseling van rijstrook wisselen of bij warm weer een portier opengooien - Meerdere motorrijders
Houd onderling minstens een afstand van twee auto’s aan. - Naderen file
Verminder geleidelijk snelheid en waarschuw achterop komend verkeer met alarmlichten (of remlicht). Gebruik om verwarring bij automobilisten te voorkomen, geen richtingaanwijzers of alarmlichten wanneer je tussen de file doorrijdt. Kies bij snelwegen met meer dan twee rijstroken, positie tussen de twee meest linke rijstroken. - Stoppen in de file
Sta je toch in een file, gebruik dan alarmlichten of remlicht om duidelijk aan te geven dat je met je motor achter de file staat. Soms merken automobilisten de file wel op, maar niet de motor achter de file. Houd voldoende afstand van de voorganger en probeer zo mogelijk in te voegen tussen de wachtende auto’s. Daar is het veiliger. - Einde file
Zodra de file weer op gang komt, voeg dan in op de rijstrook. Gebruik hierbij tijdig – dus voor het invoegen – de richtingaanwijzer.
Waar mag een motorrijder niet rijden?
- Vluchtstrook: de strook uiterst rechts van de rijbaan, bedoeld voor hulpverlening.
- Redresseerstrook: de asfaltstrook tussen de linker rijstrook en de linker vangrail; hier ligt veel vuil.
- Doelgroepstrook: weggedeelten bedoeld voor bussen, vrachtverkeer of trams.
- Verdrijvingsvlak: vlak met schuine strepen (bij overgang naar minder rijstroken).
- Puntstuk: witte wegmarkering (ook wel ’taartpunt’ genoemd).